Catchh of the month: rijstmeelkever
Rijstmeelkevers behoren tot de voorraadaantastende insecten. Ze leven van plantaardig voedsel en worden o.a. aangetroffen in meel, kruidenierswaren, brood, koekjes, macaroni, bonen, gedroogde vruchten, kruiden en chocolade. Ook tussen de voorraden en in naden en kieren van verpakkingen, stellingen en opslagruimten kunt u ze in uiteenlopende ontwikkelingsstadia aantreffen. Hele graankorrels kunnen ze niet aantasten. Ze treden pas op in graan wanneer primaire aantasters, zoals klanders en meeltorren de graankorrels min of meer verbrokkeld hebben. Rijstmeelkevers zijn zogenaamde secundaire aantasters.
Uiterlijk
De drie voorkomende soorten lijken uiterlijk veel op elkaar en zijn lastig van elkaar te onderscheiden. De soort kan alleen door nauwkeurige determinatie worden vastgesteld.
- De kastanjebruine rijstmeelkever wordt 3-4 mm groot, is zoals de naam aangeeft kastanjebruin van kleur. Ook zijn antennen zijn knotsvormig. De larven worden 6-8 mm lang.
- De grote rijstmeelkever, ook wel lysolkever genoemd, lijkt erg op de meeltor, maar is een stuk kleiner. Hij is 5-6 mm groot en donkerbruin van kleur. Zijn larven worden 9-12 mm lang. Larven van de drie soorten zijn geelbruin van kleur en bezitten 3 paar poten.
- De rijstmeelkever is ca. 4 mm groot, roodbruin van kleur. Zijn antennen zijn aan de toppen knotsvormig verdikt. De voorvleugels, de dekschilden, van deze familie zijn fijn gestreept. Larven zijn tot 8 mm lang.
Ontwikkeling en leefwijze
Kevers ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult. Rijstmeelkevers planten zich snel, gedurende het hele jaar voort, maar zijn sterk temperatuurgevoelig. Het wijfje kan per jaar honderden eitjes leggen. Deze worden los gelegd en komen na 3 tot 10 dagen uit.
De larven zijn vrij actief en voeden zich met opgeslagen plantaardige voorraden of –in lege opslagplaatsen– met achtergebleven resten in naden en kieren. Na ongeveer 8 vervellingen zijn ze volgroeid en zullen ze verpoppen. Deze gele pop is ca. 5 mm groot en verkleurd naar donkerbruin.
Volwassen rijstmeelkevers komen na 5 dagen uit de pop. Zij kunnen 1½ jaar leven.
Alle soorten ontwikkelen zich bij voorkeur bij temperaturen van 30-35℃. Dan zal de volledige ontwikkeling van ei tot adult zo’n 20 dagen in beslag nemen. Bij lagere temperaturen duurt dit langer en bij temperaturen onder de 20℃ staat de ontwikkeling zelfs volledig stil. Onder het vriespunt worden alle stadia binnen 24 uur gedood.
De kastanjebruine rijstmeelkever is het meest afhankelijk van warmte, deze soort kan in niet verwarmde opslagplaatsen niet overleven.
Schade
De voornaamste schade bestaat uit verontreiniging van het product, met uitwerpselen, dode dieren, vervellingshuidjes en cocons.
Daarbij vertonen aangetaste voorraden de neiging tot schimmelen en kunnen zij een muffe tot zure geur krijgen. Bij de grote rijstmeelkever is dat een lysolachtige lucht, vandaar dat deze soort ook wel bekend staat als lysolkever.
Wering en preventie
Een regelmatige controle van de producten is bij langdurige opslag gewenst, zeker in verwarmde ruimten en tijdens de zomer. Houd bij voorkeur de temperatuur onder de 15℃, zodat de ontwikkeling van de meeste voorraadaantasters stilstaat. Pas daarbij ook een goede ventilatie toe, zo mogelijk ook in de voorraad, en houd de luchtvochtigheid in opslagruimten tussen de 40 en 60%. Voorkom broei in de opgeslagen producten.
Zorg ervoor dat gebruikte verpakkingsmaterialen, pallets, e.d. schoon en droog de opslagruimten binnenkomen. Controleer nieuwe voorraden op aanwezigheid van rijstmeelkevers en verwijder aangetaste voorraden direct.
Houd productie- en opslagruimten goed schoon en reinig leeggekomen ruimten grondig; voorkom dat gemorste voorraden blijven liggen. Verder dient u voedingsmiddelen –zo mogelijk– te bewaren in goed afsluitbare recipiënten.
Bestrijding
In een magazijn of opslagruimte is het na verwijdering van de aangetaste voorraden noodzakelijk om de ruimte goed schoon te maken en eventueel een ruimtebehandeling d.m.v. verneveling tot te passen, of de schuilplaatsen te behandelen met een voor dat doel toegelaten biocide. Een spleet- en kierbehandeling is eveneens noodzakelijk om het gewenste resultaat te bekomen.